HISTORIE

HISTORIE VAN PUNTERWERF WILDEBOER

Hier vindt u de historie van de werf geschreven door: H. Wildeboer senior (06-11-1935 – 3-1-2010). Onze (schoon)vader mocht graag schrijven. Hierbij is dit voor ons een mooie herinnering van zijn hand, wat wij graag met u willen delen. 

BOER, PUNTERBOUWER EN KRUIDENIER
historie-boer-punter-kruidenier

Thomas Vos startte zijn bedrijf op de hoek van de Appensteeg, waar tegenwoordig (2005) de familie Van der Veen woont. De mallen waar hij mee werkte, worden nog heden ten dage door achterkleinzoon Henk Wildeboer gebruikt. Thomas Vos was niet alleen punterbouwer. Hij bezat tevens een kruidenierswinkel. Daarnaast was hij boer en vetweider.

Vroeg in ’t voorjaar ging hij de markten langs om weiders (‘besies’) te kopen. Veel gras hoefde er nog niet te staan, want ‘zo vroeg in de tijd hadden ze aan een tabaksdoos vol wel genoeg’, zei hij. Z’n devies was: ‘hoe vroeger in ’t land, hoe eerder klaar voor de slacht’. Dat was immers belangrijk. Vroeg slachtrijp betekende weinig aanbod en – dus – hogere prijzen.

LIJKKISTEN, TONNEMOLENS EN KRUIWAGENS
historie-lijkkisten1-
historie-lijkkisten

Het werk bestond vroeger niet alleen uit het bouwen van boten. Vos maakte bijvoorbeeld ook zogenoemde tonnemolens, die werden gebruikt voor ’t ‘klaarmaken’ van het land. Zelfs het maken van tjaskers (de bekende watermolens in De Kop) had hij onder de knie. Als er iemand was overleden, moest er een eikenhouten lijkkist komen: Vos maakte hem wel. Het maken van lijkkisten was trouwens een koortsachtige bezigheid. Ten eerste kwam het altijd onverwacht en ten tweede moest hij vaak nog dezelfde dag gelakt en al klaar zijn. Andere veel voorkomende bezigheden behoorde ook het maken van ladders en kruiwagens en rietkloppers. In ’t voorjaar was ’t enorm druk op de helling. Dat was de tijd dat de boeren hun vlotten en bokken brachten om gehellingd te worden. Zo vlak voor de hooi-oogst moesten ze zeker weten dat hun ‘gevaèr’ waterdicht was.

Dit was ook de tijd dat er heel veel vaarbomen, roeiriemen, dregstokken en loop- of kruiplanken werden gemaakt. Ook kwam ’t vaak voor dat er een nieuwe stok aan een scherenhark, sloothaak of vilsemes moest worden gezet. Natuurlijk behoorde het maken van masten, sprieten, zwaarden en roeren tot de bezigheden. Rond 1950, toen de nieuwe polder klaar was, werden er door de nieuwe boeren ook geregeld werktuigen voor reparatie aangeboden Het grootste aanbod betrof wipkarren, die gerepareerd moesten worden.

EIKENHOUT
historie-eikenhout

De sparren en juffers voor het maken van vaarbomen, masten en dergelijke werden besteld bij een agent, die rechtstreeks importeerde uit Noorwegen. De bestelling kwam per zeeschip in Amsterdam aan, werd daar overgeladen op ’t beurtschip naar Steenwijk en bij Vos afgeleverd. Alles werd in de schors afgeleverd en moest dus nog een volledige bewerking ondergaan.

Het eikenhout voor het maken van de eikenhouten vaartuigen werd veelal door Vos ‘op stam’ gekocht. Hij liet de stammen dan hakken door bekwame houthakkers, die tevens zorgden voor vervoer naar de zagerij en later – als de stammen ‘schoon’ waren – voor vervoer naar de werf. Verder werden er veel stammen gekocht op de verkopingen, die werden gehouden op de Overijsselse landgoederen. Vos had op deze verkopingen weinig concurrentie te duchten. Hij zocht immers naar stammen met een ‘zeeg’ (ronding). Grote zagerijen hadden veelal alleen belang bij rechte stammen.

APOTHEKER
historie-apotheker

Gerrit Vos bouwde met medewerker Klaver hoofdzakelijk voor boeren, vissers en rietsnijders. Vrijwel alles werd geteerd. In de laatste jaren dat hij het bedrijf nog runde, kwam daar verandering in. In die jaren stopten veel boeren met hun bedrijf, terwijl de opvolgers ander werk zochten. Werk, waarmee ze meer verdienden en dus betere levensomstandigheden voor hun gezin mee konden bewerkstelligen.

Het leek er dus op dat er wat de werkgelegenheid betrof moeilijke tijden voor de werf zouden aanbreken . Vos liet zijn zoon Tom, die goed kon leren, daarom maar doorstuderen. Tom werd dus geen punterbouwer, maar apotheker. Later heeft hij bewezen welk een goede botenbouwer er aan hem verloren is gegaan: Hij bouwde eigenhandig een Lemster Aak af.


(Op de foto Nettert Klaver (links) en Harm Wildeboer (rechts)

KAARBOTEN EN SURFPLANKEN
historie-kaarboten
historie-kaarboten
historie-enterse-zomp2
historie-enterse-zomp3
historie-enterse-zomp

Rond 1965 was de toestand wat de werkgelegenheid betrof totaal veranderd. Er kwam veel vraag naar gelakte vaartuigen. Vos had de werf inmiddels overgedaan aan schoonzoon Harm Wildeboer. Deze zette de werf op dezelfde voet voort en maakte veel zeilpunters, die naar alle windstreken werden verkocht. Tegen de verwachting in werden er toch ook nog behoorlijk wat geteerde vaartuigen gebouwd. Niet alleen voor boeren, rietsnijders en vissers, maar ook voor Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten. Opmerkelijk is vooral het grote aantal kaarboten en kaarpunters die in die jaren de werf verlieten. Naast de bouw van deze kaarboten werden toen op de werf ook rondvaartvlotten gebouwd.

De grote verhuurvloot van bijna 100 bokken, vlotten en punters – door schoonvader Vos in de loop van zijn zeer werkzame leven opgebouwd – is na de overname door Wildeboer na verloop van jaren geheel afgestoten. De verhuurvloot was ontstaan door de slechte financiële omstandigheden van veel mensen in vroeger jaren. Voor hun werk waren ze ‘gevaer’ nodig. Als er geen geld was om te kopen, werd er zo nu en dan één gehuurd.

Wildeboer heeft zich later ook toegelegd op de bouw van polyester punters. Hierbij heeft hij hulp gehad van Koop Smit, die hem hiervan de grondbeginselen heeft bijgebracht. Wildeboer heeft later mallen gemaakt voor drie typen punters, plus een mal voor een roeiboot. Ook is hij nog in de weer geweest met het maken van mallen voor surfplanken. Zelfs dat lukte uiteindelijk ook. Er werd door een wedstrijdzeiler een proefvaart gemaakt op de Belterwijde. De plank bleek beduidend sneller dan de bestaande. Toch is Wildeboer niet doorgegaan met de bouw van deze plank. Er was verder voldoende werk en bovendien is het omgaan met polyester niet het mooiste werk. Daar kwam nog bij dat het allemaal handwerk was en de planken dus nogal prijzig moesten worden. Wedstrijdzeilers waren ook geen potentiële klanten. Die wilden alleen maar gesponsord worden. Een plank ‘voor niks’ dus.

Met deze bouw is hij toen voorgoed gestopt. Wel ging hij samen met zoon Henk en medewerker Jan Oort door met het vervaardigen van mallen voor meer typen punters. Werden er in ’t verleden voornamelijk Gieterse, Kuunder, Beltiger en Buterse (Kalenberger) punters, kaarpunters en boten voor de vissers gebouwd, nu kwamen daar nog een Kamper-, Beulaker- en Zeepunter bij.

Het bouwen van een Enterse Zomp is voor de werf een mooie opdracht geweest. Bij het begin van de bouw was er nog bezorgdheid of het de werf wel zou lukken, maar gaandeweg verdween die zorg. Tot volle tevredenheid is het schip later afgeleverd. De bezorgdheid was ingegeven door het feit dat ooit Duitse werven geprobeerd hadden het schip na te bouwen, het geen niet lukte.

De bouw van de boot stond onder permanent toezicht van ingenieur Gerrit Verdam, die ook voor de tekeningen van het beslag zorgde. Al dit beslag werd vervolgens vervaardigd door Harm Woltman (een Gieterhoornse Smid).

Foto’s op deze pagina: Het transportklaar maken van de Enterse Zomp.

OPLEVING

Voor het buitenland is eigenlijk nooit gebouwd. Behalve een paar keer een grote rondvaartpunter voor Engeland en een zeilpunter voor een Afrikaans land. Daar is het bij gebleven. Alleen voor Duitsers werd wel geregeld gebouwd. Deze mensen hadden vaak een tweede huis in Nederland of ergens de beschikking over een ligplaats hier te lande.

In de jaren tachtig is er weer een opleving geweest wat betreft de bouw van geteerde vaartuigen. In die jaren konden boeren en rietsnijders, die daarvoor in aanmerking kwamen, bij aanschaf van een vaartuig 50 procent subsidie krijgen. Hiervan is veel gebruik gemaakt. Zo’n 5 grote bokken en vele tientallen punters zagen het levenslicht.

SAMEN
historie-afbraak-en-opbouw

Ondernemen doe je samen. Daarom even aandacht voor de niet onbelangrijke rol van de vrouw der punterbouwers (de afgelopen generaties). Zij is namelijk degene die meestal als eerste de telefoon aanneemt en mogelijke klanten te woord staat. Ook doet ze veel lak- en verfwerk en niet te vergeten een flink deel van de administratie. Daarnaast staat ze voor de klanten ook nog altijd met de koffiepot klaar. Is er een klant, die van ver komt en vlak voor het eten arriveert, dan kan hij zo aan tafel en mee-eten. Voor een transactie neemt haar man de klant ook altijd mee naar binnen en ook dan staat ze met koffie en koek klaar.

Henk heeft enige tijd de klanten ontvangen in een apart ingericht kantoortje, maar is toch terug gegaan naar de oude gewoonte om mensen in de woonkeuken te ontvangen. Het is niet zo formeel, de mensen ervaren het als een stukje ‘oude traditie’ en vinden het gezelliger.

(Op foto: Tijdens de afbraak van de oude timmerschuur is Yvonne Wildeboer druk met de oudste zonen aan het puinruimen)

HET GESLACHT WILDEBOER/VOS
trouwen in de punter

Geboortedata:

Hendrik Harms Vos jr 12-4-1811 x Margje Luiten Smit 18-3-1813
Bakker, landeigenaar, burgemeester.

Koop Hendriks Vos 12-6-1842 x Geertje Jager 3-10-1839
Bakker.

Thomas Vos 19-7-1870 x Gerrigje Groen 18-12-1871.
Punterbouwer, boer, winkelier.

Gerrit Vos 24-2-1905 x Roelofje Heite 16-2-1908.
Punterbouwer.

Harm Wildeboer 6-11-1935 x Wijnanda Vos 13-7-1937.
Punterbouwer.

Henk Wildeboer 26-11-1962 Yvonne Klaver 26-11-1971.
Punterbouwer.

Kinderen van Henk en Yvonne:

Mart 15-04-1999, Jord 10-11-2000, Winy 23-06-2002, Wiek ♥ 11-2-2007 († 9 -2- 2007) (in liefdevolle herinnering) en Sil 24-06-2008

Geertje Jager, dochter uit het punterbouwersgeslacht Jager stamde af van:

Thomas Klazen Jager 28-4-1837 Sietske Gerrits-Otter.
Punterbouwer.

Klaas Thomas Jager 29-4-1810 Zusje Koops-Schipper.
Punterbouwer.